Oordeel Hoge Raad in Uber-zaak: in kwalificatie (arbeids)overeenkomst weegt ondernemerschap volledig mee

Voor wie het onderwerp “zzp-er of werknemer?” volgt zal bekend zijn dat het Gerechtshof Amsterdam in de Uber-zaak prejudiciële vragen heeft gesteld aan de Hoge Raad. Op vrijdag 21 februari jl. heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op deze vragen.
Wat speelde er ook alweer in de Uber-zaak?
Uber ziet de chauffeurs die via de Uber-app hun taxidiensten aanbieden als zelfstandige ondernemers. Het FNV is het daarmee niet eens en stelt dat deze chauffeurs werknemers zijn. Daardoor zouden de chauffeurs recht hebben op een minimumloon, vakantiegeld en bescherming tegen ontslag. Ook zou de CAO van toepassing moeten zijn. Hierover is het FNV een procedure gestart waarin het FNV vordert dat de rechter verklaart dat de CAO Taxivervoer op de chauffeurs van toepassing is en dat Uber wordt veroordeeld deze CAO integraal na te leven. De rechtbank heeft deze eisen toegewezen. Uber was het daarmee niet eens en ging in hoger beroep. Het hof heeft dus “prejudiciële vragen’ gesteld aan de Hoge Raad.
Wat is een prejudiciële vraag?
Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of gerechtshof in behandeling is.
De prejudiciële vragen
De prejudiciële vragen gaan erover hoe het Deliveroo-arrest (HR 23 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443) van de Hoge Raad moet worden begrepen. Het Deliveroo-arrest ging over de vraag of bezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest bepaald dat het van alle omstandigheden van het geval afhangt of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarbij heeft de Hoge Raad een aantal specifieke omstandigheden genoemd die van belang kunnen zijn. Een van die omstandigheden kan zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen (‘ondernemerschap’). De prejudiciële vragen gaan over het “ondernemerschap” van de werkende en of deze omstandigheid doorslaggevend kan zijn bij de beoordeling van de arbeidsrelatie. En indien dit het geval is, betekent dat dan dat de arbeidsrelatie van een werkende zonder ‘ondernemerschap’ een arbeidsovereenkomst is, terwijl de arbeidsrelatie van een andere werkende, met ‘ondernemerschap’, geen arbeidsovereenkomst is, hoewel zij hetzelfde werk doen voor dezelfde opdrachtgever.
Oordeel Hoge Raad
In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad geen rangorde aangebracht tussen de in dat arrest genoemde omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. De omstandigheid ‘ondernemerschap’ is dus niet minder belangrijk dan de andere omstandigheden. Voor zo’n rangorde ziet de Hoge Raad ook nu geen aanleiding. De omstandigheid “ondernemerschap” lijkt dus niet minder belangrijk dan andere omstandigheden. Verder geeft de Hoge Raad aan dat niet uit te sluiten valt dat voor het antwoord op de vraag of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, doorslaggevend is of de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, ook als andere omstandigheden wijzen op een arbeidsovereenkomst. Het kan zich dus voordoen dat de arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk, verricht voor dezelfde opdrachtgever, voor een werkende met ‘ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst is en voor een werkende zonder ‘ondernemerschap’ wel.
Daarnaast beantwoordde de Hoge Raad de vraag of ‘Ondernemerschap’ in de zin van het Deliveroo-arrest betrekking heeft op de algemene (ondernemers)situatie van de werkende en kan dus ook zien op omstandigheden die zijn gelegen buiten de specifieke verhouding tussen de werkende en zijn opdrachtgever bevestigend.
Wordt vervolgd
Het Gerechtshof Amsterdam zal de zaak voortzetten en in zijn uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. Uiteraard houden we je op de hoogte over het vervolg.
Vragen? Neem dan gerust contact met ons op!
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Vindplaats: ECLI:NL:HR:2025:319