Rechtspositie van bestuurders stichtingen ingrijpend gewijzigd
Deze wijziging is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) per 1 juli 2021. Het voornaamste doel van de WBTR is om de wettelijke regeling voor bestuur en toezicht bij de stichting, vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij aan te vullen en zoveel mogelijk gelijk te trekken met de regeling die voor de BV en NV geldt.
Deze wet heeft echter grote arbeidsrechtelijke gevolgen voor de stichtingsbestuurder: het wordt makkelijker om een bestuurder van een stichting te ontslaan omdat de preventieve ontslagtoets is verdwenen. Daarnaast nemen de mogelijkheden toe voor belanghebbenden om een verzoek bij de rechter te doen tot het ontslaan van stichtingsbestuurders.
Preventieve ontslagtoets
De rechtspositie en ontslagbescherming van de stichtingsbestuurders was tot 1 juli 2021 gelijk aan die van gewone werknemers in dienst van een werkgever. Een arbeidsovereenkomst kon alleen worden opgezegd met instemming van de werknemer, of na verkregen toestemming van het UWV of middels ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. De stichting moest dus altijd een juridische ontslagprocedure starten. Hierdoor had de stichtingsbestuurder in beginsel een sterkere rechtspositie en onderhandelingspositie dan een bestuurder van een BV.
Dubbele rechtsbetrekking
De bestuurder van een rechtspersoon heeft naast een vennootschapsrechtelijke relatie ook vaak een arbeidsrechtelijke relatie met de rechtspersoon. Bij bestuurders van een BV leidt het ontslag als bestuurder door - in de regel - de vergadering van aandeelhouders ook tot de opzegging van de arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht. In de zogeheten 15-aprilarresten heeft de Hoge Raad overwogen dat de beëindiging van de rechtspersonenrechtelijke band inderdaad de beëindiging van de arbeidsverhouding inhoudt. Dit is inmiddels ook wettelijk vastgelegd. Het einde van de ene relatie betekent dus ook het einde van de andere relatie en voorafgaande instemming van de bestuurder of toestemming van het UWV of van de rechter is daarvoor niet nodig.
Ten aanzien van stichtingen bestond een zodanige bepaling niet. In de praktijk bestond daarom rechtsonzekerheid ten aanzien van de vraag of het ontslag als bestuurder van een stichting ook het einde van de arbeidsverhouding tussen de betreffende stichting en bestuurder inhoudt. Aan die rechtsonzekerheid is door invoering van artikel 2:198a BW een einde gemaakt. In lijn met de bepalingen voor de NV en de BV is bepaald dat een herstel van de arbeidsverhouding tussen bestuurder en stichting niet kan worden uitgesproken.
Ingrijpende wijziging
Dit betekent dan ook een ingrijpende beperking van de ontslagbescherming van de bestuurder-werknemer. Een ontslagbesluit door de Raad van Toezicht zal daarna direct tot een arbeidsrechtelijke opzegging kunnen leiden. Als de bestuurder de rechtsgeldigheid daarvan betwist zal hij zelf een procedure moeten starten. Daarin kan enkel aanspraak gemaakt worden op een vergoeding en zal dus niet langer het herstel van de arbeidsovereenkomst kunnen worden gevorderd.
Verruiming mogelijkheden ontslag door rechter
Daarnaast verruimt de WBTR ook de mogelijkheden voor ontslag van een stichtingsbestuurder door de rechter. De ontslaggronden ‘handelen of nalaten in strijd met de wet of de statuten’ en ‘wanbeheer’ zijn vervangen door nieuwe, ruimere, ontslaggronden:
a. verwaarlozing van zijn taak;
b. andere gewichtige redenen;
c. ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld;
d. het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter ingevolge art. 297 gegeven bevel.
Iedere belanghebbende en het Openbaar Ministerie kunnen daartoe een verzoek bij de rechtbank indienen en deze ontslaggronden zijn ook van toepassing verklaard op commissarissen.
Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende 5 jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Tijdig advies
Een beëindiging van arbeidsovereenkomsten met bestuurders kent vele valkuilen. Het is daarom voor zowel de vennootschap als voor de bestuurder raadzaam om tijdig advies in te winnen. Meesterlijk is u daarbij graag van dienst!